aan boord 1.0
op het schip; in de boot
Algemene voorbeelden
Het schip had vakantiegangers aan boord genomen voor een gratis tochtje.
Iemand heeft een levende krokodil aan boord gehesen.
aan boord 2.0
in het vliegtuig; in het ruimtevaartuig of ruimtestation; in de trein of een ander
voertuig
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 1.0 : 2.0 |
---|
Algemene voorbeelden
Aan boord bevonden zich tientallen uitgewezen Malinezen die zich tegen hun Franse bewakers keerden toen het toestel landde.